Encyclopedie   Over   Pantheon   RSS Feed   Thesaurus    Tijdschriften    Wijzigingen   Zoekmachine   

donderdag 22 november 2012

De Kerstening van West-Europa

Jezus de Goede Herder, mozaiek ca. 425 in het [Mausoleum] van [Galla Placidia] te [Ravenna]
 
Dit artikel is een korte memo met chronologische kerngegevens rond de evangelisatie of kerstening van West-Europa met nadruk op de lage landen en het zgn. Keltisch Christendom op de Britse eilanden. Veel van deze geschiedenis valt te vertellen aan de hand van de levensbeschrijvingen van christelijke heiligen. Van de genoemde historische sleutelfiguren is het geboorte- en sterfjaar aangegeven en een link aangebracht naar het encyclopedie-artikel over de betreffende persoon op Wikipedia. In een aantal gevallen is ook de belangrijkste biograaf of hagiograaf op die manier vermeld. Volgend artikel op Wikipedia behandelt eveneens het onderwerp van de kerstening van West-Europa en wordt als richtsnoer aangehouden.
De geschiedenis van de vroege kerk met zijn verschillende theologische disputen valt buiten het bestek van dit overzicht. Vermelden we slechts dat Petrus en Paulus het christendom naar Rome brachten en er een kerk stichtten en herinneren we dat onder Keizer Nero de christenen werden beschuldigd en vervolgd voor de grote brand van Rome in het jaar 64 onzes heren. Zeker is dat aan het einde van de eerste eeuw al grotere christelijke gemeenten aanwezig waren in Italië, Egypte, Griekenland, Carthago en Gallië. Nochtans bleven zij het voorwerp van christenvervolgingen en zijn er talijke martelaren als christelijke heiligen gekend uit deze periode.
Aan het einde van de 3e eeuw behoorden het huidige Turkije, Cyprus, Kreta, de Nijldelta en de gebieden rond Carthago (Donatisme) en Cyrene tot de sterkst gekerstende gebieden. Al heel vroeg erkende de Kerk de speciale posities van drie bisschoppen, die bekendstonden als patriarchen: de bisschop van Rome, de bisschop van Alexandrië en de bisschop van Antiochië. In het Romeinse Keizerrijk wisselden periodes van vervolgingen van Christenen zich af met periodes van verdraagzaamheid.

In het jaar 313 Onzes Heren besliste de Romeinse Keizer Constantijn de Grote dat er voortaan godsdienstvrijheid zou heersen in het Romeinse Rijk en de Christenen niet langer vervolgd zouden worden. Daarbij legde hij de grondslag voor de christelijke fase van het Romeinse Rijk dat zich verder zou ontwikkelen tot het Byzantijnse Rijk.(Constantinopel)
In het jaar 380 Onzes Heren kwam er een einde aan deze periode van godsdienstvrijheid en werd het Christendom de staatsgodsdienst van het Romeinse Rijk door het Edict Cunctos populos van Keizer Theodosius I. In 395 deelde Theodosius I het Romeinse Rijk administratief op in een oostelijk deel, bestuurd vanuit Constantinopel, en een westelijk deel, aanvankelijk bestuurd vanuit Rome, nadien Trier (ook Ravenna, als zetel van de Byzantijnse Exarch).
De vroege Kerkvaders en de eerste christelijke zendelingen in onze contreien waren bekeerde Romeinen, die vaak afkomstig waren uit de oude christelijke centra (zie hoger). Zo bvb. Hieronymus, Ambrosius, Aurelius Augustinus, Martinus en Servatius.

De Heilige Brigitta van Kildare

Onafhankelijk van de evangelisatie, die vanuit Rome en het Romeinse establishment tot stand kwam, werden gebieden in Gallie en Britannie reeds eerder gekerstend. Volgens de legenden zou Maria Magdalena gevlucht zijn uit Palestina en ontscheept in Saintes-Maries-de-la-Mer in de Camargue, terwijl Jozef van Arimathea na de dood van Jezus naar Glastonbury was geemigreerd en er de impuls gaf tot het ontstaan van het zgn. keltisch Christendom. Waarschijnlijker is er een evangelisatieproces op gang gekomen vanuit Alexandrie en Carthago via oude zeevaartroutes op Marseille en de tinmijnen van Cornwall.
De troebelen in de vroege 5de eeuw die leidden tot de terugtrekking van de troepen aan de Rijn, verplichtten de Romeinse regering eveneens haar garnizoen uit Britannie terug te roepen. Tijdens de 5e eeuw ging het West-Romeinse Rijk uiteindelijk ten onder door onder andere de Grote Volksverhuizing en interne instabiliteit. In West-Europa begonnen de middeleeuwen en kwam na de periode van de volksverhuizingen het Frankische Rijk tot stand.
Het merendeel van de Europese volkeren werd pas gekerstend in de Middeleeuwen. Tegen het einde van de 6e eeuw was heel Europa ten zuiden en ten westen van de Donau en de Rijn gekerstend. In de Lage Landen (zij het ten zuiden van de Rijn) zouden de Franken zich rond 500 massaal gekerstend hebben, naar het voorbeeld van de Frankische vorst Chlodovech (Clovis). Onder invloed van zijn Bourgondische gemalin Clothilde bekeerde de Merovingische vorst Clovis zich tot het Christendom. Clovis besloot om te kiezen voor de Katholieke Kerk in plaats van het Arianisme, zoals de meeste Germaanse stammen hadden gedaan. Hij werd gedoopt door Remigius te Reims op kerstdag van het Jaar onzes Heren 496. Een belangrijke historische bron voor deze periode zijn de geschriften van Gregorius van Tours, die ook biografische schetsen biedt van de levens van andere heiligen zoals Servatius en Martinus.
In West-Europa werd tijdens de 8e en de 9e eeuw het gebied tussen Rijn, Donau en Oder gekerstend met dwang en geweld. In de Lage Landen werden de kerken bevestigd en de kerstening verder gezet onder Frankische bisschoppen, terwijl het deel boven de grote rivieren pas vanaf het midden van de 8e eeuw gekerstend zou worden door Willibrord en Bonifatius. Naast dwang was er echter ook een meer pragmatische aanpak waarbij bepaalde gewoonten of heilige plaatsen verchristelijkt werden; heilige heidense gewoonten werden overgenomen in de kerk.
Onder Paus Gregorius de Grote, de vierde kerkvader; we noemden reeds Hieronymus, Ambrosius en Augustinus, werden missionarissen naar Engeland gezonden om de verloren provincie voor het geloof te winnen; sinds het vertrek van de romeinse legioenen was er ruim een eeuw verstreken en men nam aan dat de Britse eilanden terug in het heidendom vervallen waren. De Romeinse missionarissen ontmoeten echter anderen die op het eiland werkten, namelijk evangelisten van de Keltische Kerk die was blijven bloeien in het westen en noorden van Britannie, afgesneden van de hoofdstroom van het westerse christendom. Deze isolatie van de Keltische kerk betekent dat er bepaalde verschillen bestonden tussen die kerk en de Romeinse Christenen en daaruit vloeiden disputen voort. Deze werden uiteindelijk opgelost ten gunste van Rome in de zgn. synode van Whitby (664).


Zgn. bijenkorfcellen als verblijfplaats voor monnikken op [Great Skellig] eilanden voor de Ierse Kust - Volgens de overlevering gesticht in de zesde eeuw door [St. Fionan]
 
 De Rooms-katholieke zendelingen ontdekten dat het kloosterleven ook op de Britse eilanden onder het Keltische Christendom tot bloei was gekomen. De oudste christelijke kloosters waren ontstaan in Egypte onder impuls van de Heilige Antonius als gemeenschappen van kluizenaars omstreeks het jaar 340 onzes heren. Op de Britse eilanden had Columba van Iona kloosterregels vastgelegd, maar volkomen los en zelfstandig van Benedictus van Nursia, die op het continent zijn Regula Benedicti formuleerde. De Roomse kerk nam van de Kelten een enthousiasme voor missionering over, dat spoedig tot uiting kwam in de bloei die kloosters en abdijen namen, vooral onder de Karolingers. Pas was de kerk in Engeland veilig gevestigd of Engelse missionarissen trokken op hun beurt naar het continent om het evangelie aan de heidense Friezen en Germanen te verkondigen. De grootste, maar niet de eerste van die missionarissen was Bonifacius, de apostel van de Germanen.
 
[Whitby Abbey] - zie ook op Project Gutenberg: [Our Catholic Heritage in English Literature of Pre-Conquest Days] by Emily Hickey

 Terwijl de christelijke gebieden in Engeland en Duitsland zich uitbreidden, krompen ze op andere plaatsen in ten gevolge van de opmars van de Islam. In 711 bereikten islamitische krijgers Spanje. In West-Europa werden de grenzen van de islamitische expansie vastgelegd door de slag bij Poitiers in 732, toen Karel Martel een mohammedaans leger, afkomstig uit Spanje, versloeg.

In 751 zette Karel Martels zoon Pepijn de laatste Merovinger af en riep toen zichzelf tot koning uit. Hij was de eerste vorst van de Karolingers, een dynastie die haar naam ontleende aan Karel Martel. Door de afzetting van de rechtmatige, maar machteloze koning deed Pepijn de traditie groot geweld aan en om zijn usurpatie te verdoezelen beriep hij zich op de hulp van de kerk dat wie effectief de macht draagt het recht heeft de koningstitel te voeren. De kerk steunde de verandering van dynastie door de zalving in te voeren in de ceremonie van de koningskroning. De betekenis van de zalving was ontleend aan het verhaal uit het Oude Testament over de zalving van David: "Dan nam Samuel de hoorn met olie en zalfde hem (David) te midden van zijn broeders; en de geest van de Heer daalde over David neer vanaf die dag."

 In 771 erfde Pepijns zoon Karel het hele Frankische koninkrijk. Hij was een moedig en succesvol strijder en zijn prestaties verschaften hem de titel "de Grote". Hij verlegde de grens met de islamwereld in Spanje ten zuiden van de Pyreneeen tot bij Barcelona. Na vele veldtochten onderwierp hij de Saksen en dwong hen zich tot het christendom te bekeren. Door zijn overwinningen had Karel de Grote zich in feite opgeworpen als heerser over West-Europa en op Kerstdag van het jaar 800 onzes heren liet hij zich door de paus van Rome tot keizer kronen.

 Karel de Grote was zich goed bewust van zijn positie als de door God gezalfde en hij nam zijn verantwoording ernstig op. Niet alleen werden de Saksen onder bedreiging van het zwaard gedwongen het christendom aan te nemen, maar in het hele Frankische gebied werd er zorg gedragen voor de juiste naleving van de godsdienst. Karel de Grote bevorderde tevens het onderwijs zodat, zoals hij zelf aangaf: "degenen die ernaar streven God aangenaam te zijn door goed te leven ook in staat zijn Hem aangenaam te zijn door goed te spreken."

De opgerichte kloosterscholen waren centra van beschaving en cultuur. In de kloosters werd aan Bijbelstudie gedaan en aan studie van de zeven vrije kunsten. De monniken en de kloosters speelden een belangrijke rol bij de instandhouding en de verspreiding van het christelijke geloof. Een van de belangrijkste resultaten van deze zgn. Karolingische renaissance was een hervorming van het schrift. Uit het Romeinse schrift waren in de loop der eeuwen vele, verschillende plaatselijke stijlen gegroeid, waarvan sommige zeer moeilijk te lezen waren. Men ging er zich werkelijk op toeleggen het schrift eenvormig en gemakkelijker leesbaar te maken en het resultaat daarvan was de ontwikkeling van het Karolingische schrift.
In Noord-Europa dringt de kerstening langzaam door vanaf de 8e eeuw. Uit overleveringen blijkt dat van alle Scandinavische volkeren de Zweden het moeilijkst te kerstenen waren: zij werden pas een halve eeuw later gekerstend dan de Denen, die in 948 gekerstend werden. IJsland ging officieel in het jaar 1000 over tot het christendom, maar de heidense verteltraditie bleef nog lang in stand.

 In de negende eeuw begon de kerstening van de slavische volkeren zoals de Bulgaren, Hongaren, Magyaren, Russen en Polen vanuit de Oosterse orthodoxe kerk door de broers Cyrillus en Methodius. Deze gebruikten als eersten de Slavische taal in prediking en onderricht. Bovendien maakten ze een vertaling in het Slavisch van de liturgie, en van de bijbel die in de liturgie werd voorgelezen. Om de klanken adequaat te kunnen weergeven moest zelfs een nieuw tekenschrift ontworpen worden. Wij kennen het nu als het cyrillisch schrift, genoemd naar de uitvinder ervan: de heilige Cyrillus. In 988 ging het Kievse Rijk over tot het christendom. Omstreeks het jaar 1000 was het Slavisch gebied volledig gekerstend.
De Finnen werden gekerstend in de 12e en de 13e eeuw, gelijktijdig met de Oude Pruisen. De Litouwers zijn de laatste Europese bevolkingsgroep die werd gekerstend, namelijk tijdens de 14e eeuw.

 Nog enige verwijderde historische gebeurtenissen ter referentie:
  • De moord in 415 op Hypatia van Alexandrie (355-415)
  • De inval der Hunnen onder Attila de Hun in West-Europa in de 5de eeuw
  • Keizer Justinianus (482-565) en zijn Codex (529)
  • De inval der Noormannen (Vikingen) in West-Europa in de 9de eeuw 

De Heilige Scholastika
 
Samenvattend kunnen we stellen dat de kerstening van West-Europa aanvankelijk verliep langs wereldlijke Bisschoppen-Belijders van opeenvolgend romeinse, gallo-romeinse en frankische patriciers. De omstandigheid dat Theodosianus het christendom tot staatsgodsdienst van het romeinse rijk had uitgeroepen is hier niet vreemd aan; de bisschop was gewoon een publieke machtsfunctie voor het politieke establishment. Men werd bisschop in plaats van prefect of senator.

 Onafhankelijk daarvan was er vanuit de klassieke metropolen Alexandrie en Carthago een evangelisatieproces op gang gekomen via oude zeevaartroutes naar Marseille en de tinmijnen van Cornwall, hetgeen leidde tot een zgn. Keltisch Christendom, dat vooral op de Britse eilanden tot bloei is kunnen komen door een langdurige afzondering van het Europese continent na de grote volksverhuizingen.

 Er is niet onderzocht welke rol de van oorsprong Oostgermaanse Gothische stammen gespeeld hebben in het evangelisatieproces. Stippen we slechts aan dat de Visigotische bisschop [Wulfila] (311-382) een gothische vertaling van de bijbel uitwerkte rond het jaar 369. Zoals alle Germanen hingen zowel de Visigoten als de Ostrogoten de ariaanse variant van het christendom aan, hetgeen door de rooms-katholieke kerk werd bestreden, zodanig dat de Visigothen zich in 589 tot het katholicisme bekeerden. Zij hebben geruime tijd invloed uitgeoefend in het zuiden van Gallie en in Spanje en Visigotische nobelen stonden in hoog aanzien aan het Karonlingische hof o.a. om hun rol bij de [Reconquista] in Spanje.

 Onder de Franken, maar vooral onder Karolingers, nam het monastieke leven in kloosters en abdijen een hoge vlucht doordat de Frankische nobelen schenkingen deden van landerijen en gebouwen. Het kersteningsproces werd toevertrouwd aan monnikken-missionarissen, die daartoe speciaal werden opgeleid zoals Willibrord en Bonifatius.

 Nadat West-Europa gekerstend was brak het tijdperk van de zgn. Scholastiek aan. Nochtans neem ik aan dat de religieuze en ideologische breuklijnen die hier geschetst werden later tijdens de reformatie geografisch terug te vinden zijn wanneer er naast de rooms-katholieke kerk tevens een protestantse en een anglicaanse kerk tot stand komen.

 Geraadpleegde en aanbevolen werken
Eigentijdse historische bronnen in full text (english) in het
[Internet Medieval Sourcebook] op de [Fordham University]
Sommige van deze bronnen kunnen ook teruggevonden worden op:

Geen opmerkingen:

Een reactie posten